< Dag 54 | ||
Dag 55 Vrijdag 10 mei | Regen, mist en Zen | |
Homestay B & B Utangura in Marugame-shi - ¥ 1000 tatamikamer met ontbijt en leenfiets Tempels: 81 Shiromineji 白峯寺 en 82 Negoroji 根香寺 Afstand: 15 km / 10 km lift van Irie-san naar Sakaide-eki en bus naar Takaya bushalte |
Klik hier voor alle foto's van deze dag in een diashow / Click here for all pictures of this day in a slideshow. | |
Ik slaap mijn laatste nacht in Utangura heel goed, geen snurkende henrosan naast me dit keer. Om half 7 sta ik op. En het regent, dat wordt een natte wandeldag! Ik beplak mijn knieën uit voorzorg met pijnstillende pleisters en neem een diclofenac na het ontbijt. Ze zijn na het opstaan behoorlijk stijf en pijnlijk.
Het ontbijt is hetzelfde als de vorige twee dagen: een droog stukje gebakken zalm, een hard gebakken spiegelei met een plak ham eronder, gekookte rijst, shiro, misosoep, een salade en wat pickles. Het kan me voor de derde keer niet erg bekoren, maar voor 1000 yen per dag mag ik natuurlijk niet klagen. Ik laat de zalm en de ham links liggen, het is sowieso te veel, ik krijg het ontbijt meestal niet op.
De twee onigiri voor de lunch liggen klaar. Noriko-san zit al achter haar laptop en probeert weer in te loggen op Facebook. Takae-san helpt haar erbij, maar hij snapt er niet veel van, dat bleek gisterenavond al. Hij is 22 jaar, maar niet echt een 'snelle' jongere. Ik leg Noriko-san uit dat ze haar emailadres in moet vullen en haar wachtwoord. Ze moest nu op dezelfde manier inloggen als ik gisterenavond. Als extra controle moet ze haar telefoonnummer invoeren. Waarschijnijk omdat ze ook met haar iPad op Facebook zit. Zij houdt ook hun website bij, ze wil mijn foto en die van Takae-san erop zetten. Ik zal later wel zien of dat gelukt is. Om half 8 ben ik klaar om te vertrekken. Ik maak een foto van hun drieëen voor de deur ten afscheid. Irie-san brengt me naar Sakaide-eki. Daar wil ik de bus naar bushalte Takaya nemen. Ik heb dat niet gevraagd en wil eigenlijk gaan lopen naar het station, maar hij rijdt zijn auto al voor. Eigenlijk wel fijn achteraf, want het is een erg drukke weg. Irie-san loopt met me naar de bushalte en vraagt aan vrouw bij bushalte hoe laat de bus naar Ogoshi komt. Die komt er zo aan! Ik neem afscheid van Irie-san en bedank hem hartelijk voor al zijn hulp en gastvrijheid. Ik koop nog snel in de kiosk café au lait en 2 mochi. Als ik buiten kom staat de bus op punt van vertrek, ik moet rennen, wat ondanks mijn zere knieën best lukt. Tegen 8 uur zijn we bij Takaya. Vanaf hier hoef ik maar 3 km te klimmen naar tempel 81. De regen is net even gestopt. Maar ik doe voor de zekerheid mijn regenbroek en regenjasje aan en doe de hoes over mijn rugzak en ook over mijn hoed, die ik nu wel opzet. |
Aan de kotatsu in Utangura Irie-san, Takae-san en Noriko-san |
|
Het is warm, vochtig, zweterig weer. De lucht is egaal grijs. Wat een verschil met gisteren!
Om 8.20 uur start ik met mijn wandeling omhoog naar tempel 81, Shiromineji. En na 5 minuten krijg ik al osettai. Een vrouw die in haar voortuin staat, geeft me twee sinaasappelen en zegt: chotto matte, wacht even, ze rent haar huis in en komt even later terug met okashi. Het is mochi-achtige koek uit de diepvries. Oishii, lekker! We maken even een praatje en ik bedank haar hartelijk. Dit is wel een opsteker aan het begin van mijn wandeling vandaag. Vol goede moed ga ik op weg. Langs deze weg staan aan het begin grote zakken en kratten vol plastic flessen en ander plasticafval. Het is vuilnisophaaldag zo te zien. Vraag me af wat ze er hier mee doen. Verbranden? Of ook recyclen? Als snel doe ik mijn jasje weer uit, het is veel te warm, eronder wordt ik natter van het zweet dan van de regen. |
||
Osettai! |
Vandaag wordt plastic afval opgehaald |
Weg 180 naar Shiromineji |
Even later komen er achter elkaar vier legertrucks vol soldaten langs gedenderd. Die gaan zeker op oefening in de bergen. Verder is de weg gelukkig erg rustig. Met goed uitzicht op de brug van Marugame naar Honshu en het dal beneden. Eén henrosan haalt me in als ik even uitrust bij een kapelletje. Meer als ohayo, atsui desu, ki wo tsukete, goedemorgen, het is warm, sterkte, kan er niet af. Hij wil waarschijnlijk voor de grote bui die voor vanmiddag voorspeld is ergens binnen zijn na tempel 82. Ik ga me daarom niet haasten, ik kan dat trouwens niet eens, met mijn zere knieën en ademnood. Ik heb al een pufje genomen aan het begin van deze klim. | ||
Langs weg 180 |
Pauze bij kapelletje |
Uitzicht op het dal |
De laatste kilometer naar tempel 81 gaat over trappen. Gelukkig zijn het geschikte tredes voor mijn benen. En zigzaggend lopen in een slakkentempo scheelt ook. Het is goed te doen, maar het zweet gutst van mijn hoofd als ik boven ben. Hèhè, even uitblazen, zitten, water drinken en een mochi gevuld met azuki eten. Ik hoor voortdurend schieten in de verte. Zou hier gejaagd mogen worden? Ach natuurlijk, denk ik dan, dat is het leger, die zijn aan het oefenen. |
||
Veel trappen naar tempel 81 |
En behoorlijk steil! |
Eén van de vele henro-bordjes |
Om 10 uur ben ik boven. Er vertrekken net twee bussen vol henrosan. Naast de bel (die hier niet geluid mag worden, het touw is hoog vastgebonden) hangt een luidspreker en die laat het gezang van een monnik horen en daarna volgt een verhaal. Bij binnenkomst is dat wel sfeervol, maar het wordt steeds herhaald en na een paar keer heb je er wel genoeg van. Shiromeniji is niet zo'n grote tempel en ernaast staat nog een tempel. Die is gewijd aan alle tekens van de Chinese dierenriem zo te zien. In beide tempels staan veel beelden van dieren. Met borden vol teksten overal, die ik niet begrijp. Ik maak er veel foto's van, wie weet vertaal ik het nog eens. Of ik vraag het later aan Miyori, die vindt dat vast wel interessant. Het beeld van Daikoku, één van de 7 Japanse geluksgoden, staat bij de Daishi-dō. Volgens mij komen de mensen hier om voor geluk en voorspoed voor zowat alles te bidden. | ||
Voor de poort van Shiromineji |
Dieren uit de Chinese dierenriem |
Voorspoed brengende neko |
Ik ga naar de nōkyōsho, die hier ook een winkel is, ze verdienen hier natuurlijk goed aan de verkoop van omamori, geluksamuletten, en allerlei geluksbrengende hangertjes. Ik vraag naar de naam van de andere tempel. En ik ben hem even later al weer vergeten... Een behulpzame monnik geeft me een boekje, in het Japans dat wel, met uitleg over de dierenriem. In het boekje staan de 12 maanden van 2013 beschreven. Hij geeft me ook twee kopieën met een Engelse tekst over Shiromineji. Ze zijn duidelijk uit het Japans vertaald. Ze gaan over de geschiedenis en over het mausoleum van keizer Sutoku, dat hier ook ergens staat. Maar er staat niets in over de dierenriem. Veel wijzer word ik dus niet over deze tempel. De monnik vindt het leuk om te horen dat wij, gaikokujin henrosan, buitenlandse pelgrims, de vertaalde routegids van Miyazaki-sensei gebruiken. | ||
Daikoku, 1 van de 7 geluksgoden |
Bord om wensen aan op te hangen |
Wens: 'Goed kunnen schrijven' |
Ik verlaat pas na een uur deze tempel. Als ik net door de poort ben begint het opeens keihard te regenen, dat is die voorspelde bui! Ik schuil gauw onder een afdakje. Ik pel een sinaasappel, maar ik eet hem maar half op, want hij is erg vellerig en zuur, daar krijg ik maagpijn van. Het blijft regenen en ik hijs me in mijn regenbroek en doe keer mijn poncho om. Ik leg de andere sinaasappel als offer aan de voeten van Kūkai. Om kwart over 11 vervolg ik mijn weg over een mooi bospad. |
||
De hondō |
Mijn sterrenbeeld: usagi |
Een sinaasappel voor Kūkai |
Het is maar 4,5 km naar Negoroji. (Op Googlemaps komt dit kortere pad niet voor, daar is het 7,3 km over weg 180). Wandelen in de stromende regen heeft wel iets, het is niet koud, het waait nauwelijks en het is goed te doen onder de bomen. Ik moet wel oppassen, het pad is glibberig van de regen. Zowel de stenen als de boomstammetjes, die ze hier gebruikt hebben voor de tredes, zijn spekglad, ook doordat er zoveel bladeren liggen overal. Ik kom maar één man tegen, geen henrosan, maar een vrijwilliger die dit stuk van het pad controleert en schoonhoudt. Hij is vrolijk, zegt dat hij dit stuk tussen de twee tempels elke week loopt en wenst me een goede henro. Het valt trouwens erg mee met rommel op en langs de henropaden. Henrosan zijn erg netjes en niet zoals sommige locals die nogal eens afval dumpen in de berm van bospaden en kleine wegen. | ||
Langs tombes in een druilerig bos |
Vrijwilliger die het henropad bijhoudt |
Nog 2 km naar Negoroji |
Dit is trouwens de eerste keer tijdens de henro dat ik in de regen op een bergpad loop. En het valt me erg mee. Tot nu toe heb ik veel mazzel met 't weer gehad. Pas voor de vierde keer dat ik langere tijd in mijn regenpak moet lopen.
Ik ga op een rotsblok zitten om uit te rusten en eet de onigiri van Noriko op. Gevuld met ume, gezouten pruim, die vind ik lekker. Het gaat ook prima met mijn benen, ik heb nauwelijks last. Die pleisters helpen echt wel. Even later kom ik langs Ashio Daimyōjin, wat in mijn gids aangegeven staat als een jinja, een Shintoschrijn. Deze schrijn is een mix van Shinto en Shingon Boeddhisme. Er staan Jizō Bosatsu beelden en op een bord staat de mantra die voor Jizō Bosatsu wordt uitgesproken: On kakakabi sanmai sowaka. Op de muur van het gebouwtje dat er bij hoort staat een afbeelding van een henrosan met de Gohōgō ernaast. Er hangen versieringen van papier en rijststro, zoals meestal bij een jinja en veel kleurige slingers van gevouwen kraanvogels. Er staan verse bloemen bij. Ik lees in de route gids dat ik hier bijna op het hoogste punt ben: 434 meter. Tempel 82, Negoroji, ligt op 449 meter. |
||
Bij Ashio Daimyōjin |
Jizō Bosatsu |
Een mix van Shinto en Boeddhisme |
Om half 2 ben ik er. De klim tot hier viel uiteindelijk reuze mee, het ging erg geleidelijk. Ik ben nu op het Goshikidai Plateau. Om bij de hondō te komen moet ik nog een paar steile trappen beklimmen, met onregelmatige stenen en erg glad. Ik ben extra voorzichtig nu. Er staan hier veel mooie rode Japanse esdoorns en er hangt hier een verstilde, beetje mysterieuze sfeer op deze grijze druilerige dag. De hondō heeft rondom een gang die vol staat met kannon beeldjes. Het zijn net chocolade sinterklaasjes in goudpapier. Ik ben de enige bezoeker en ga na de rituelen op een bank zitten genieten van de rust op deze berg. Het is zo stil, het schieten in de verte is ook eindelijk opgehouden. In de nōkyōsho zit een tamelijk norse monnik, waar geen praatje mee valt te maken, evenmin met een paar andere henrosan die even later binnenkomen. Ik laat me er dit keer niet door uit het veld slaan. Mijn humeur is ondanks dit en het weer niet kapot te krijgen vandaag. | ||
Hondō van Negoroji |
Beschermde oude boomstronk |
De nōkyōsho |
Als ik door de poort loop kom ik Endo-san tegen, die vrolijke jongen die me boven op Unpenji hielp om onderdak te vinden in Kan-onji-shi. We begroeten elkaar enthousiast. We blijven staan praten onder de poort. Hij heeft nog geen logies voor vanavond en wil doorlopen naar Takamatsu, daar zijn genoeg hotels die een kamer vrij hebben. En nu kan ik hem helpen. Ik slaap morgen daar in Ryokan Hirose voor maar 3800 yen zonder maaltijden. Hij zet hun nummer gelijk in zijn iPhone en gaat ze bellen.
Ik vertel hem van mijn ongelukje met de fiets voorover in de goot. Hij moet er eerst erg om lachen, maar zegt dan ook heel serieus dat ik bescherming had, Kūkai was met je! Ganbatte, aimashō ne, sayōnara! Hou vol en we zien elkaar weer, tot ziens! Ik ga mijn overnachting in Zen-kappa-Dōjō opzoeken, ik ben aan rust toe. Het is bijna half 4 en ik ben blij dat ik op het Goshikidai Plateau blijf en vandaag niet meer het hele stuk naar de stad beneden hoef te lopen. |
||
Endo-san gaat naar Takamatsu |
Strosandaal in de poort |
Het bosmonster voor de tempel |
En het is zowaar even droog. Eerst moet ik het pad een stukje terug en dan de weg 180 op en daar een zijweggetje rechts in naar mijn logies. Even daarvoor op de hoek staat een bord met Zen Café Herb Tea: Open en welkom! Dat lijkt me wel wat en ik sla die weg in, ik ben tenslotte nog vroeg en wie weet loopt daar vandaan ook een pad naar Zen-kappa-Dōjō. Het is een kronkelweg omlaag en in de verte ziet het huis er leuk uit met een mooi aangelegde tuin, maar helaas, het is dicht. En ik heb net zo'n zin in warme thee met iets lekkers. Dan maar even uitrusten aan een terrastafeltje en een energiereep eten...en weer omhoog. | ||
Ik heb wel zin in thee! |
Ziet er wat verlaten uit |
Helaas, gesloten! |
Een stukje verderop is de afslag naar de Dōjō, in de rotstuin met vijver staan boeddha-beelden. Het lijkt hier uitgestorven en het regent alweer. Het ziet er ook niet erg aanlokkelijk uit zo. Gelukkig zit er een man in een kantoortje in het eerste gebouw links, ik stel me voor en zeg dat ik gereserveerd heb. Hij brengt me naar een ruimte, die lijkt op een cursuszaal, en ik moet even wachten. Hij komt terug met een formulier en schrijft me in. Ik moet gelijk betalen, het kost met diner en ontbijt maar ¥ 5000. Hij schrijft de etenstijden voor me op en de tijd van zazen en de dienst morgenochtend. Hij vraagt of ik daaraan mee wil doen. Jazeker, graag. Het is een half uur zitten in kleermakerszit en daarna gezamelijk de hartsoetra reciteren. Dat is geen probleem voor mij. | ||
Aankomst bij Zen-kappa-Dōjō |
Rotstuin met vijver |
Wie moet dit voorstellen? |
De man gaat me voor naar een blauw huis. Dat is blijkbaar het hoofdgebouw. Hij brengt me naar een kamer op de eerste verdieping. Er naast een keukentje waar ik thee kan zetten, mijn handen en gezicht kan wassen en tanden poetsen. De WC is op de begane grond. De grote meditatiezaal met altaar is tegenover mijn kamer. Ik heb een westerse kamer met bed en een heuse kaptafel voor al mijn spulletjes. Er komen hier vast Japanse dames voor retraite en zazen-training. Ik vraag waar de ofuro is. Hij wijst op een ander gebouwtje tegenover het huis naast een garage en paar andere bouwsels. Het bad moet nog klaargemaakt worden voor mij, om half 5 kan ik erin. En om half 6 is het eten. De eetzaal is op de begane grond. Het is Japans rommelig hier. Alleen het woonhuis is netjes onderhouden en de tuin met de beelden, daarnaast is alles wat aftands. Na het bad, dat gelukkig wel schoon en warm is, heb ik nog tijd om mijn haar netjes te doen voor die handige kaptafel en om een kopje thee te drinken. Als ik in de eetzaal kom zit er al een oudere man die me hartelijk begroet en wijst dat ik naast hem moet komen zitten. Er liggen een paar zitkussens op de grond voor de lage eettafel, maar niet op mijn plaats. Ik ga terug naar mijn kamer om mijn zitkussen te halen, want ik kan nu echt niet op de harde grond zitten met mijn pijnlijke benen. De man moet erom lachen en ik vertel hem over mijn val met de fiets en dat 'ashi ga itai desu', mijn benen doen pijn. | ||
Het blauwe huis is het hoofdgebouw |
Links het gebouw met de ofuro |
Ik heb een 'room with a view' |
Er komt een vrouw binnen, zij is de kokkin, en even later komen er twee jongens, twintigers zo te zien, en een jonge vrouw van een jaar of 30. Zij gaat tegenover me zitten. Ze spreekt beetje Engels en vertelt dat ze gisteren pas is gekomen en een hele maand blijft. Ze is moe van de training zegt ze. Wat dat precies inhoudt, naast zazen, weet ik niet. Ik krijg geen gelegenheid om het haar te vragen. De oudere man wil van alles van me weten: Waar ik vandaan kom en hoeveel jaar ik al in Japan woon. Als hij hoort dat ik hier pas 2 maanden ben om de henro te lopen, is hij vol bewondering. Dat ik al zo goed Japans spreek. Sugoi! Ik leg uit hoe en wanneer ik Japans heb geleerd. En hij laat me zien hoe ik het servetje, de vier chawan, kommen en de o-hashi, eetstokjes, die voor mij op tafel liggen, moet neerzetten. Het is een heel ritueel. Iedereen heeft zijn eigen pakketje met chawan en o-hashi in een servet geknoopt. Ik heb alles los, als gast voor maar één dag. We wachten nog op twee mensen en die komen er even later aan: de hoofdmonnik en een jonge monnik. We wachten nog op twee mensen en die komen er even later aan: de hoofdmonnik en een jonge monnik. Ze zeggen niets, er wordt alleen even geknikt. De kokkin zwijgt ook en schept voor iedereen in de grootste chawan een dikke brij op en in het kleinste kommetje doet ze wat ingelegde groentes. Dan slaat de jonge monnik twee houtjes tegen elkaar en mogen we beginnen, allen zeggen: Gasshō en itadakimasu! Dank en eet smakelijk. De jonge vrouw schept voor iedereen de shiro, misosoep, op in een derde kom en de oudere man geeft me rijst in de overgebleven kom. Het is bruine rijst, voor 't eerst dat ik die hier eet, lekker! De dikke soep is meer een dunne pap van rijst met groentes erin. Het is een eenvoudige, maar voedzame maaltijd. Er wordt niet gepraat, alleen de hoofdmonnik zegt af en toe kort iets. Verder wordt er zwijgend gegeten. Ik hou mijn mond ook maar, het zal wel niet de gewoonte zijn dat er gezellig gepraat wordt onder het eten en ik durf helemaal niets te vragen. Alles met volle aandacht: hapje voor hapje kauwen, doorslikken en zwijgen. Meditatief eten, in het hier en nu, bedenk ik. Zou ik dat wel een maand volhouden? Ze zijn wel streng die Zen-boeddhisten... | ||
Mijn westerse slaapkamer |
Keuken voor handen wassen en theezetten |
De kast met persoonlijk eetgerei |
Als iedereen zijn eten op heeft volgt er weer een heel ritueel. In de juiste volgorde mag je zelf met heet water uit een ketel de 4 chawan schoonmaken met behulp van je eetstokjes en een stukje daikon, ik zie nu pas dat de anderen het laatste stukje niet hebben opgegeten. Ik dus wel, maar de kokkin geeft me een nieuw stukje. Ik doe ze na: het hete water in de kleinste chawan gieten, dat schoonwrijven met behulp van de o-hashi en het plakje daikon, dan het water overgieten in een groter schaaltje, met het servet de lege kom afdrogen, enzovoort totdat alle chawan een beurt hebben gehad. Ik begrijp nu wel dat je de kommetjes echt schoon leeg moet eten. Want ik moet tot twee keer toe het water in mijn rijstkommetje doen voordat ik alle restjes rijst weg heb. De o-hashi afvegen met het stukje daikon in de rest van het water en dan pas opeten. En als laatste het water met je etensrestjes opdrinken uit de grootste kom. Het water is gekruid en mijn restje afwaswater smaakt best lekker, gewoon een soort bouillon! Daarna de kommen netjes in elkaar stapelen, doosje met o-hashi erbovenop, servet er om knopen in een bepaalde volgorde. Zo heeft ieder zijn eigen eetgerei in een vakje in de kast naast de eetkamer.
Na dit afwas-ritueel zeggen we 'Gochisosama deshita', een goede bekomst, en dan knikt de jonge monnik naar de oudere man naast me. Die vertelt een heel verhaal, ik versta er niet veel van, wel dat het over de ofuro gaat. Als hij klaar is kijkt de jonge monnik mij aan en zeg: Eri-san? Ja, zeg ik, wat moet ik zeggen? Hij zegt: 'O-namae wa, o-kuni-wa, kyō nanni o shimashita ka', hoe je heet, waar kom je vandaan en wat heb je vandaag gedaan. Nou, dat kan ik wel vertellen in mijn beste Japans. Ik krijg daarvoor een bewonderende blik van mijn overbuurvrouw. Daarna zijn de anderen aan de beurt, de twee jonge jongens zijn nogal verlegen en zijn maar kort aan het woord. Maar ik versta bijna niets, alleen losse woorden. Dat valt me toch erg tegen hoe slecht ik de Japanners versta als ze met elkaar praten of zoals nu een verhaal vertellen. Alleen als er rechtstreeks tegen me gepraat wordt en ik weet waar het over gaat versta ik het meeste wel. Na dit rondje gaat ieder zijns of haars weegs, er wordt verder niet gepraat met elkaar. Een glimlach en een knikje en dat is dat. Ik zeg nog: Oyasuminasai, welterusten, en ga naar mijn kamer. Morgenochtend om 6 uur kishō, opstaan, en om 6.15 zazen met aansluitend om 6.50 Hannya Shin-Gyō, de hartsoetra, reciteren. Daarna om 7.20 uur ontbijt. Ik ben benieuwd of ik nog iets meer te weten kom over het Zen-leven hier. Ik zet de wekker en ga om half 11 naar bed. |
Klik hier voor alle foto's van deze dag in een diashow / Click here for all pictures of this day in a slideshow. | |
< Dag 54 |