< Dag 48  
Dag 49 Zaterdag 4 mei Ontmoeting bij de rivier
Zonnig
B.H. Kan-onji, Kan-onji-shi - ¥ 4000 westerse slaapkamer met badkamer, sudomari
Tempels: 68 Jinnein 神恵院, 69 Kanonji 観音寺 70 Motoyamaji 本山寺
Afstand: 20 km
Klik hier voor alle foto's van deze dag in een diashow / Click here for all pictures of this day in a slideshow.
Ik ben om 7.30 wakker en heb prima geslapen. Wat een rustig idee dat ik hier een paar dagen kan blijven. Ik kan mijn spullen hier laten liggen en lekker licht op stap met alleen mijn zudabukuro, schoudertas.
Het is mooi weer en ik geniet van het uitzicht vanuit mijn bed: veel blauwe lucht, de weg, huizen, een udonrestaurantje en de bergen in het westen richting de kust. Daar staan de twee tempels waar ik straks naar toe ga: Jinnein en Kan-onji. Het is vandaag een feestdag: Midori no hi, Dag van het groene loof. Ben benieuwd of daar iets van te merken is hier. Ik haal beneden een blikje café au lait en ontbijt met yoghurt en noten.
Om half 9 ga ik op pad, met blote voeten op slippers, het is maar 2 km vanaf het hotel. Ik steek de brug over de Saitagawa over en keer na 400 al weer om: een veel te drukke weg aan de overkant. Ik zie nu dat aan de andere kant een rustig pad vlak langs de rivier loopt. Eventjes opnieuw beginnen dus. Hier loopt het veel fijner in het gras en er staan veel bloemen o.a. klaprozen. Er vliegen veel witte en blauwe reigers boven de rivier.
Een man, die zijn hond uitlaat, maakt net als ik foto's van de klaprozen en de andere bloemen. Hij groet me in het Engels en vraagt waar ik vandaan kom. We beginnen een gesprek. Hij stelt zich voor als Hisa Higashimura, Eastern village in het Engels, zegt hij. Hij heeft jaren in de USA gewoond en gewerkt in de grafiet. En is daarom ook vaak in Nederland geweest, zoals bij Philips in Eindhoven. Hij spreekt perfect Amerikaans-Engels en geeft mij een compliment voor mijn Engelse uitspraak. Ik klink echt goed vergeleken bij veel Nederlanders, zegt hij, want die hebben nogal eens een lelijke uitspraak. We blijven wel 20 minuten staan praten over van alles. We maken een foto van elkaar en ik geef hem mijn naambriefje.

Op weg naar tempel 68 en 69


Reigers in de rivier

Weg zijn hier bij veel regen en onweer!

Higashimura-san

Veel veldbloemen langs de rivier
Ik neem ruim de tijd voor mijn ochtendwandeling langs de rivier. Ik passeer een paar bruggen en bij de derde brug steek ik over, daar staat het water erg laag, het is eb. Een smal een straatje voert naar de tempelpoort. Tegen 10 uur kom ik aan bij Jinnein en Kanonji, die dicht bij elkaar op hetzelfde terrein staan. Higashimura-san vertelde meer me iets over de ene tempel, hoe mooi de oude gebouwen zijn en dat hij er graag komt. Hij zei ook dat ik niet moet vergeten het mooie houtsnijwerk in de beltoren te bewonderen.

Laag water in de Saita-gawa

Henrosan kunst

Straatje richting de poort
Ik haal de tempelnamen door elkaar, weet even niet of nummer 68 nou Jinnein is of Kanonji. Ik ben gelukkige de enige niet , veel mensen raken in de war hier. Nadat ik de rituelen bij een mooie oude hondō en Daisho-dō, allebei van rood geverfd hout, heb gedaan zie ik midden op het terrein bij de nōkyōsho pas bordjes staan die duidelijk verwijzen naar de juiste tempel. Ik ben begonnen bij 69, Kanonji. Als ik mijn stempel ga halen krijg ik er gelijk twee, ook eentje voor Jinnein, dus ik moet ¥ 600 afrekenen. Blijkt dat de hondō van Jinnein in het grote betonnen vierkant staat, dat me al opgevallen was, maar waarvan het niet tot me doordrong dat ik daar naar binnen moet.

De beltoren heeft prachtig houtsnijwerk

Daishi-dō van Kanonji

Hondō van Kanonji
Er gaat een trap omhoog, het lijkt alsof je een metrostation uitloopt. Ik vind het maar een lelijk gezicht. Waarom ze dat zo gemaakt hebben? Aardbevingbestendig? Ik vraag me af waarom ze niet al dat beton hebben beschilderd of behangen. Boven de hal is een stalen overkapping gemaakt, waardoor het nog meer lijkt op een perron. En daaronder hangt dan wel zo'n vergulde plafondversiering met al die tierelantijntjes. Ik vind het echt geen gezicht en de henrosan die ik erover aanspreek vinden het ook allemaal vreemd en niet mooi. Vervolgens doen we onze rituelen, hier blijf je niet langer dan noodzakelijk want de hondō zelf is dicht. Er is wel een kleine opening in de schuifdeuren en je kunt door het glas kijken, maar binnen is het te donker. In de hal loopt een oude monnik rond, waar ik een praatje mee maak. Hij is 91 jaar en deelt aan alle henrosan osettai uit. Het is een briefje met de verschillende kleuren van de osamefuda met uitleg over na hoeveel keer de henro doen, je die mag gebruiken. Voorlopig heb ik de witte, pas als je de henro voor de 5de keer doet mag je een groene osamefuda uitdelen. Aan het briefje zit een klein zakje geniet waarin naalden van de pijnboom zitten, die moeten ons vast geluk brengen. Hij vertelt een heel verhaal over Koyasan en hij vindt het heel goed van me dat ik daar naar terug ga na mijn henro.
Na het bezoek aan deze aparte hondō loop ik bovenlangs over een pad van waar af je de mooie tuin kunt bewonderen. Het blijft een raar contrast met die betonnen doos ernaast.

De ingang van de hondō van Jinnein

Voor de hondō van Jinnein

Oude monnik deelt osettai uit
Naast de hondō van Kanonji is een winkeltje met een terras waar ze thee en koekjes uitdelen. Ik koop een nieuw voorraadje kaarsjes en blijf er even zitten in de schaduw. Ik doe mijn dunne witte handdoekje om mijn hoofd want de zon brandt flink en ik voel dat mijn hoofdhuid gaat verbranden, dat krijg je met dat dunne witte haar. Zo blijft ik langer koel met mijn zonneklep erbij op. De sugegasa, strohoed, draag ik echt alleen nog maar als het regent met de plastic hoes erover. Ik krijg het er vreselijk warm onder als ik hem in de zon draag. Het zweet stroomt dan langs mijn gezicht. Ik snap niet hoe de Japanse henrosan het eronder uit kunnen houden.
De twee dames uit Sapporo zijn er ook weer. We vertrekken tegelijkertijd om kwart over 11 en wandelen samen de straat af waar een poes, die er bij onze aankomst ook al lag, nog steeds midden op straat ligt en graag aangehaald wil worden. Eén van de dames geeft me mentholsnoepjes, tegen een zere keel. Daar heb ik geen last, maar het is wel lekker. En ik krijg een compliment van ze voor mijn hoofddoek. Ik tip ze over het rustige pad aan de overkant van de rivier. Ik zeg ja mata ne, tot ziens, als we langs de Marunaka Supermarkt komen. Daar koop ik 2 onigiri en een appel voor mijn lunch en ga hetzelfde pad terug richting tempel 70, Motoyamaji, 4 km oostwaarts. En daar zitten de dames op een trap aan de rivier alweer hun sigaretje te roken. Vandaar die mentholsnoepjes natuurlijk.
Ik loop een heel stuk op blootvoets in het gras, dat voelt heerlijk koel aan mijn voeten. Het wordt erg warm en benauwd, de lucht is vochtig, het is heiïg, de bergen in de verte zijn nog maar vaag te zien. Voorbij de brug bij mijn hotel vind ik een plekje om aan het water te zitten en waar ik kan pootjebaden. Ik blijf er meer dan een half uur zitten, geniet van de rust, alleen vogelgezang en bijengezoem te horen hier. Ondertussen puzzel ik wat in mijn routegids met de route en overnachtingen voor de volgende dagen tot aan tempel 80, Kokubunji.
Ik kan al van verre de hoge pagode van tempel 70 zien.

Aanhalige poes midden op straat

Rustig plekje om te pootjebaden

De pagode van Motoyamaji
Om 1 uur loop ik door de poort van Motoyamaji, de Sapporo dames lopen voor me, ze hebben me weer ingehaald. Motoyamaji staat op een groot, vlak terrein naast de rivier. Het is een mooi complex met oude houten hondō, die benoemd is tot Nationale Schat. Volgens de legende zou deze tempel beschermd worden door een beeld van Amida Nyorai en een zwerm bijen. Er staan twee beelden van paarden voor de Daishi-dō en voor elk paard liggen twee wortelen op de grond. Grappig, net als voor het paard van de Sinterklaas. Voor de hondō staan de palen die het dak dragen in grote tonnen verankerd en die hebben kikkers als voeten. Ik blijf hier wat langer rondkijken, rust uit op een bankje en eet een zakje nootjes leeg. Ik help een henrodame met het fotograferen van een hele grote pioenroos door hem stil te houden in de wind en zij geeft me twee mochi, mijn lievelingssnoep.

De pagode heeft 5 verdiepingen

Links de hondō

De paarden krijgen ook offers: wortelen
Er lopen hier veel dagjesmensen met honden. En twee kinderen, grote broer en kleine zus, met vlindernetten, die het terrein overrennen om vlinders te vangen. Ik moet ineens aan Tycho en Indy denken, zij kunnen ook zo samen spelen, maar dan op het strand met een net, om garnalen en krabbetjes te vangen.
Het terrein is gedeeltelijk ommuurd met een nieuwe blauwe muur en verderop staan wat stupa's en er liggen oude dakornamenten. En tot mijn verrassing zit er een leuke kikker op een muurtje naar me te grijnzen. Dat geeft me een blij gevoel. Kikkers brengen geluk!

Vlinders vangen

Gloednieuwe muren

Kikker brengt geluk
Na een uur verlaat ik de tempel door de poort achterin en loop richting station Motoyama voor de trein naar Kan-onji-eki. Maar ik ben te laat, op weg erheen komt de trein van 14.30 al langs. Dus toch maar teruglopen, het asfaltweggetje langs deze kant van de rivier is redelijk rustig. Bij de eerste brug steek ik weer over naar de andere kant, die nog rustiger is, geen auto's daar, alleen wat fietsers.
Ik ben om 3 uur terug in mijn kamer en ga eerst met mijn benen omhoog op bed liggen. Mijn voeten zijn wel erg warm geworden het laatste stuk met de slippers op het hete asfalt. Ik moet compeed gaan plakken op het eelt onder mijn voorvoeten. Het doet daar pijn, doordat de zolen van de slippers erg dun zijn geworden. Misschien kan ik hier ergens nieuwe teenslippers kopen. Ik drink ocha en knabbel wat osenbei en op de muziek van de Dire Straits doezel ik een half uurtje weg.

De achteruitgang

12 km naar tempel 71
Het rustige weggetje terug
Na de ofuro werk ik mijn dagboek bij en puzzel verder aan mijn loopschema voor de komende week.
Als alles zo goed blijft gaan met lopen en treinen kan ik volgende week dinsdag al bij tempel 88, Ōkubuji zijn!
Morgen blijf ik hier, zondag 5 mei is Kinderdag. Ik wil naar het Kotohiki park aan de zee en wie weet naar het strand, die schijnen hier in de buurt wel te zijn. Badpak en handdoek mee, het is warm genoeg voor een duik in de zee.
Maandag vertrek ik hier en morgen bel ik tempel 75, Zentsuji voor een overnachting in de shukubo. In Zentsuji is Kūkai geboren. Ik chat met Jasbir over B&B Utangaru bij tempel 78, daar wil ik daarna overnachten.
Ik eet salade en sushi op mijn kamer en maak een schema voor de komende week. Nog niet definitief want ik moet de treintijden nog uitzoeken en ben te moe om weer op stap te gaan en dat op het station te gaan checken.
Ik heb vandaag 20 km gelopen en er geen pijnlijke knieën aan overgehouden, maar wel gloeiende voeten...
Alweer 11 uur en ik val om van de slaap, zzzzz...
Klik hier voor alle foto's van deze dag in een diashow / Click here for all pictures of this day in a slideshow.
< Dag 48