< Dag 51  
Dag 52 Dinsdag 7 mei De donkere gang
Zonnig
Shukubo Zentsūji, ¥ 5800, tatami kamer
Tempels: 75 Zentsūji 善通寺, 76 Konzōji 金倉寺, 77 Dōryūji 道隆寺 en 78 Gōshōji 郷照寺
Afstand: 19 km / 14 km met JR Dosan Line van Zentsūji-eki > Konzōji- eki > Tadotsu-eki > Utazu-eki
Klik hier voor alle foto's van deze dag in een diashow / Click here for all pictures of this day in a slideshow.
Ik sta om 5 uur op, want de ochtenddienst begint om half 6 in de Miedō. Deze hal is gebouwd op de ruïnes van het huis van de familie Saeki waarin Kūkai is geboren. We lopen er via een gang binnendoor naar toe. Terwijl we daar wachten komen er 10 monniken in een rij binnen. Wij, vier henrosan, mogen vooraan op stoeltjes plaats nemen naast een tafeltje waar een oude monnik aan gaat zitten. Hij vertelt een lang verhaal, waarvan ik begrijp dat het over de geschiedenis van Zentsūji gaat en over de geboorte en het leven van Kūkai, maar de details ontgaan mij volkomen. De oude monnik is tamelijk slecht ter been en staat na zijn verhaal met enige moeite op en gaat voor het altaar zitten met zijn rug naar ons toe. Daar doet hij allerlei rituele handelingen met potjes olie en wierook. De vijf oudere monniken die op een rijtje links van hem zitten beginnen te reciteren en de vijf jonge monniken die daar weer achter zitten vallen in. Wij doen pas mee als ze met de hartsoetra beginnen. Die wordt zangerig opgezegd. Gelukkig heb ik mijn routegids bij me en kan ik het helemaal mee opzeggen. Daarna zeggen we de korte Kōmyō Shingon, een korte soetra die ook in mijn gids staat en we eindigen met 3 x de Gohōgō: Namu daishi Henjō kongō. Daarna mogen we één voor één naar voren komen om een beetje wierook te branden. Ik zit links vooraan, dus ik ga als eerste. Dan staan we op en lopen op een teken van één van de oudere monniken achter elkaar de hal rond en naar de trap die naar beneden gaat naar de ingang van de Kaidan Meguri, de donkere gang. Ik loop vooraan en ga als eerste naar binnen. Het is inderdaad pikdonker, ik ben ineens zo blind als een mol. Ik tast met mijn linkerhand de muur af terwijl ik voetje voor voetje voortschuifel en ondertussen aan één stuk Namu daishi Henjō kongō, prevel. Het is de bedoeling dat je op deze manier je zonden overdenkt. Ik heb al mijn aandacht nodig bij deze ervaring in het pikkedonker en het reciteren, dat mij even geen van mijn zondes te binnenschiet...
De gang loopt rond en we komen in een verlichte ruimte met een altaartje en met mooie schilderingen rondom op de muren. Precies op deze plek zou Kūkai geboren zijn. Er klinkt een opname van een mannenstem, die vertelt waarom we hier zijn. En dan lopen we door het laatste stuk van de gang het licht weer in.

In de Miedō


In- en uitgang van Kaidan Meguri
Hierna gaan we gelijk door naar de eetzaal voor het ontbijt. De drie heren spelen nog steeds stommetje met mij. Ik zeg 'ocha o kudasai', mag ik de thee alsjeblieft, en 'arigatō' als eentje voor mij de thee inschenkt. En 'itadakimasu', eet smakelijk. Ze praten wel met elkaar. Zodra ik mijn eten op heb, sta ik op en zeg 'sayōnara'. Maar één van hen reageert en zegt 'ki o tsukete', het ga je goed, wees voorzichtig.
Ik ga naar mijn kamer en pak mijn spullen. Ik geef mijn rugzak beneden bij de receptie in bewaring bij een jonge monnik, die vrolijk lachend een praatje met me maakt. Ik zeg dat ik zo snel mogelijk terugkom om te betalen. Zodra het postkantoor open is om 9 uur, kan ik pinnen. Het is OK en hij zet mijn rugzak in het kantoortje achter hem. Een oudere monnik komt uit het kantoor en vraagt waar ik vandaan kom en of ik alleen loop. Hij blijkt de hoofdmonnik te zijn, een vriendelijke man, ook erg goedlachs en hij wil graag met me op de foto. Ik kikker helemaal op van dit korte gesprek met deze aardige mannen. Gelukkig maar, want ik had anders wel een negatief gevoel overgehouden aan mijn verblijf in deze shukubo.
Vrolijkheid bij de receptie
Met de hoofdmonnik
De shukubo
Het is pas half 8 en ik ga nu eerst bij de hondō op het andere terrein, dat Garan, oostelijke tempel, genoemd wordt, een kaarsje en wierook branden en de hartsoetra opzeggen. Daarna bekijk ik alles op mijn gemak in de hondō. Je kunt binnen rondlopen achter het grote beeld van Yakushi Nyorai langs. Er staan oude houten beelden op een rij, die arakan voorstellen. Het is er te donker om foto's van te maken.
Weer buiten bewonder ik de grote kamferboom, die geplant is toen Kūkai geboren werd, de boom is dus meer dan 1000 jaar oud en heel groot. Toeristen kunnen eronder poseren als henrosan, door hun hoofd door het gat van een henrosan-pop te steken.
De hondō
Yakushi Nyorai in de hondō

Voor de kamferboom poseren als henrosan
Ik bekijk buiten alle beelden van arakan, die langs de muren van de Garan staan. Ik maak van een aantal foto's, vooral van de arakan met nogal groteske koppen. Of het er ook echt weer 500 zijn, net als in Unpenji, weet ik niet. Sommige zijn echt komisch, zoals eentje die met een stokje in zijn oor peutert. Het is al warm aan 't worden en ik drink mijn koffie op een stoepje in de zon. Het is heerlijk rustig hier zo vroeg. Alleen een paar vrouwen zijn aan 't vegen en poetsen, voordat ze hun winkeltjes opendoen. Straks wordt het weer druk met busladingen dagjesmensen. Als ik mijn koffie op heb loop ik terug naar Tanjōin, het westelijke deel van de tempel waar de Daishi-dō staat, die hier dus Miedō heet en daar doe ik ook mijn rituelen. Bij de nōkyōsho haal ik mijn stempel en dan is het half 9 en tijd om naar het postkantoor te gaan.
Meer dan 1000 jaar oude kamferboom

Arakan geniet van de azalea's

Komische Arakan
Het postkantoor staat in de straat naar Zentsūji-eki. Nadat ik gepind heb loop ik door naar het station om te kijken hoe laat de treinen gaan richting tempel 76. Ik heb besloten om het vandaag wat rustig aan te doen verder, ik wil mijn voeten en knieën wat sparen in deze hitte. Ik neem de JR Dosan Line naar de volgende 3 tempels. Die liggen alledrie dichtbij een station. Als ik de straat voor het station oversteek om te terug te gaan, hoor ik ineens: Elly! roepen. En daar komt Maria uit Honolulu aan. We blijven een poosje staan praten en vertellen elkaar over ons wel en wee onderweg. Zij heeft een nacht in een stationshal geslapen op paar stoelen, met al haar kleren aan want het was behoorlijk koud geweest. Ze kon nergens onderdak vinden in de Golden Week. We spreken af om elkaar op de hoogte via de mail. Misschien kunnen we volgende week samen bij tempel 88 vieren dat we het gehaald hebben. Ze is al bij Zentsūji geweest en gaat nu door met de trein naar Konzōji. Maria moet opschieten, want ze vliegt 19 mei terug vanaf Kansai en wil voor die tijd ook nog naar Koyasan en Kyoto. Op 13 mei krijg ik een mail van haar waarin ze schrijft dat ze terug is in Tokushima en al op 11 mei bij tempel 88 was. Ze heeft duidelijk niet veel gewandeld de laatste etappe.

Kerk in de straat naar het station

Maria sliep in een stationshal

Zentsūji-eki
Ik loop terug naar Zentsūji en betaal bij de aardige jonge monnik mijn overnachting. Ik vraag hem naar het museum en hij geeft me een Engelstalige folder en verwijst me naar de Miedō. De man die daar bij de trap naar de donkere gang staat wijst naar beneden, waar net een hele groep de gang ingaat. Ik loop er achteraan, dit keer is het heel anders met een groep toeristen. Struikelende, giechelende vrouwen voor me die het eng vinden. Als de groep bij het altaar in het midden stil staat en luistert is het zo vol, dat ik er niet bij pas. Als ze vertrekken blijf ik alleen achter en probeer mezelf 1200 jaar terug te plaatsen en te voelen hoe het toen was. Ik zeg nog een keer de Gohōgō op en bedank Kūkai voor zijn gezelschap en leiding, want zo voelt het echt na al die tijd lopen met de kongōzue, wandelstok, die symbool staat voor hem. Ik voel me nooit echt helemaal alleen. Het motto van deze henro is: Dōgyo ninin, letterlijk vertaald: Twee mensen dezelfde weg, maar het betekent ook: Kōbō Daishi is altijd bij me. Dit motto staat ook op mijn kongōzue en op mijn sugegasa, hoed geschreven. Ik maak in het schaarse licht van het altaar een paar foto's van de muren die heel kleurig beschilderd zijn. Ik wil hier niet flitsen, dat lijkt me echt een ontheiliging van deze bijzondere plek. De hele gang schijnt zo beschilderd te zijn. Als ik weer boven ben, komt de man uit zijn kantoortje en gaat me voor door een gang tusen de Miedō en de Hōmotsukan, het museum. Hij wijst me ook de tuin waar een oude tempel klok staat en het huisje met de bron waar Kūkai de eerste keer gebaad werd.
De tempelschatten zijn te zien op de eerste verdieping. Ik ben de enige bezoeker. Het staat vol met met vitrines met rollen waarop soetra's zijn gekalligrafeerd, het zijn wel kopieën van de originelen. Verder rolprenten, beelden en allerlei rituele voorwerpen uit de oude tijd. Het is allemaal wel mooi, maar ik ben er niet echt van onder de indruk. Ik ben even een beetje beeldenmoe geloof ik...

In het museum: kalligrafie-rollen

Kalligrafie in Sanskrit

De bron waar Kūkai werd gebaad
Hierna loop ik naar het gedeelte van Tanjōin waar een paar, zo te zien gloednieuwe bouwsels van beton staan. Geen idee waar ze voor dienen en ik heb ook geen zin meer om het uit te zoeken. Ik loop de brug, de Saiseibashi, op en neer. Er zijn nu al veel meer bezoekers, ze komen via deze brug binnen, het parkeerterrein lig hier achter. Tegen half 12 neem ik in een poort met een buiging afscheid van deze prachtige tempel en ga ik op weg naar het station. Het is erg warm inmiddels en ik heb honger. Dus eerst op zoek rondom Zentsūji naar een udon restaurantje. Ik kijk in de zijstraatjes, maar in dit doolhof kan ik het gezellige straatje, waar ik gisteren bij aankomst doorliep, niet meer vinden. Uiteindelijk kom ik gewoon weer uit in de hoofdstraat naar 't station en daar is een snelle eettent voor udon met het gebuikelijk buffet vol met tempura. Ik neem kip, garnaal en inktvistempura met een grote bak udon. Lekker! Ik installeer me aan een tafel voor het raam en als ik mijn buik vol heb, zoek ik alle paparassen uit die op kan sturen naar Ekōin. Dat scheelt me weer gewicht. Ook de papieren van een henrosan die ik vond in een rusthut. Er zit een envelop met een adres in Osaka tussen. Op het postkantoor was het zo gepiept. Twee volle enveloppen verstuurd en mijn rugzak is bijna 500 gram lichter!
Saiseibashi-brug

Kuyōto Pagode

Vertrek uit Zentsūji
Ik haal de trein van 13.26 uur op het nippertje. Het is maar 2 km maar Konzōji-eki, maar alle beetjes helpen. Ik heb vanmorgen al 12 kilometer gelopen in Zentsūji. Het is maar 300 meter vanaf het station naar Konzōji, blij toe, want het is erg warm. Een kleine tempel en er zijn weinig bezoekers. Er hangt hier op zo'n warme middag een landerige sfeer. Ik kom een goedlachse jonge Japanse tegen. Ze stelt zich voor als Ito. We praten wat en ze wijst me op het standbeeld van een man, waarvan ik nu niet meer weet wie het voorstelt: misschien de stichter van deze tempel? Of de neef van Kūkai, Enchin, die is hier geboren. We gaan er allebei mee op de foto. Nadat we onze stempel hebben gehaald loopt Ito-san een stukje met me mee tot het station. Vandaar gaat ze opgewekt de 4 km naar tempel 77 lopen. Het is 23°, maar ik heb het gevoel dat het wel 30° is. Ik voel me uitgedroogd en drink achter elkaar een flesje sinassap en een fles water leeg.

Goedlachse Ito-san
Konzōji

Kamferboom voor Konzōji
En ik heb weer mazzel, ik hoef maar 5 minuten te wachten en 10 minuten later sta ik al voor het station van Tadotsu-machi. Een kwartiertje lopen langs het spoor en een brug over en dan moet ik eerst uitpuffen in de schaduw van een grote kamferboom bij tempel 77, Dōryūji. Ook dit is een kleine tempel en het is er erg rustig. Veel duiven hier, tot in de hondō toe. Eentje gaat er naast de vajra zitten, die naast het offerblok ligt en die je aan mag raken, dat brengt geluk. Ik heb net mijn rituelen bij hondō gedaan als ik achter me hoor: Hello! Daar is de vrolijke Ito-san alweer. Die loopt flink door. Ze vertelt dat ze deze week vanaf tempel 70, Motoyamaji tot tempel 88, Ōkuboji, loopt. Dat is bijna 120 km in een week. ik doe het haar niet na, maar zij is dan ook net begonnen en een stuk jonger.
Ik vraag of ze samen met mij de Hannya Shingyō, de hartsoetra, bij de Daishi-dō wil opzeggen. Dat vindt ze OK, Daijōbu, ikimashō! Het gaat best goed. Ik kan haar goed volgen en leer zo gelijk mijn uitspraak wat te verbeteren.
In de nōkyōsho vraag ik hoe ver het lopen is naar Utangura. Dat is 7 km verder. Hè, Jasbir had toch geschreven dat het maar 300 m voorbij de tempel is? Maar ik ben in de war, het zal de hitte wel zijn. Ik dacht eventjes dat ik al bij tempel 78 was. Ik moet er nog een, dus terug naar 't station. Ook hier hoef ik niet lang te wachten, ik heb de trein van half 4 en tien minuten later sta ik in Utazu-machi, een voorstadje van Marugame.
Dōryūji

Kōbō Daishi
Duif bezoekt vajra
Het is iets meer dan een kilometer vanaf station Utazu naar Gōshōji. Eerst een drukke weg, maar al snel via een rustig straatje langs de berg. Binnen 25 minuten sta ik bij Gōshōji. Ook een kleine tempel, wel met een paar trappen. Naast de Daishi-dō is een trap naar een kelder. Die staat vol met goudkleurige Kannonbeeldjes van ca 20 cm hoog achter een hekwerk. Met veel offergaven er voor: koekjes, snoep, blikjes drinken, speelgoed en knuffels etc. Sugoi! Hoeveel zouden het er zijn en moet je zo'n beeldje kopen en wordt 't dan daar voor je neergezet met je naam erbij?
Als ik weer boven ben en nog even blijf zitten, het is net 5 uur, komt Ito-san er hijgend aan. Ze heeft flink door moeten lopen en ze is gelukkig precies voor sluitingstijd bij de nōkyōsho.
Nadat we klaar zijn met de rituelen bekijken we samen de beeldjes. Zij weet ook niet hoe het zit, maar denkt dat het wel veel yen kost om daar een plekje te hebben. En ze schat dat er wel 10.000 staan. Ze vertrekt iets eerder want ze moet nog paar kilometer naar haar hotel. Als ik op weg naar de uitgang liep komt ze terug: het hek zit al op slot! Dan gaan we er maar via de begraafplaats uit. Het vergt enig geklauter, want het is een hoop oude stenen daar. Als we net het laatste muurtje overklimmen en op de strat staan, gaat het hek ineens weer open en zien we de beheerder wegrijden in zijn auto. Nou ja, zeg. We moeten er wel om lachen. Hij dacht waarschijnlijk dat we al vertrokken waren. Nog een geluk dat we niet in die kelder zijn opgesloten! Ito-san moet dezelfde kant op. We gaan samen op zoek naar Utangura en jawel, inderdaad: maar 300 m verder zien we het bordje. Ito-san, sayōnara, ki o tsukete. Ik betwijfel of we elkaar nog tegenkomen, het want ze gaat zo veel sneller.

Gōshōji

10.000 Kannon beeldjes

Uitzicht op Marugame en de brug
Bij Utangura word ik hartelijk welkom ontvangen door Irie-san. Ik moet gelijk in de huiskamer aan de kotatsu komen zitten en krijg thee met koekjes. Vanaf 2010 runt hij deze henro guesthouse in zijn eigen huis samen met zijn vrouw Noriko-san. Ze hebben een blog waarop Noriko-san foto's van alle gasten zetten. Hij laat me hun gastenboek zien en wijst me stukjes tekst van gai-koku-jin, buitenlanders, en vraagt of ik die kan vertalen. Ik lees Nederlandse, Engelse, Duitse, Franse en Spaanse teksten. En kan gelukkig de meeste wel vertalen, het zijn toch altijd dezelfde dingen: hartelijk bedankt voor de gastvrijheid enz. Zelf spreken hij en zijn vrouw geen woord buiten de deur. Ze verstaan hooguit een heel klein beetje Engels. Er is nog een andere gast: Ryu, een 33-jarige Koreaan uit Seoul. Hij heeft de hele henro al achter de rug, met de bangai tempels erbij en gaat nu nog een paar andere tempels bezoeken, die er volgens hem ook bij horen. Hij heeft toen hij begin 20 was 3 jaar in een boeddhistisch klooster geleefd en wilde monnik worden, maar vond het uiteindelijk veel te streng. Je mag veel niet in Korea als monnik. Hij mocht geen alcohol drinken, niet roken, geen koffie, geen sex. Terwijl de monniken hier wel trouwen en kinderen krijgen. En ook mogen roken en drinken. Ryu-san runde een benzinestation, maar heeft die nu verkocht, voordat hij aan zijn henro begon. Hij heeft even geen werk, maar wel een vrouw en zoontje van 4 jaar thuis.

Irie-san en Noriko-san
Noriko-san en Ryu-san
Het is heel gezellig hier!
Irie-san neemt ons na de kenniskmaking allebei mee in zijn auto naar de grote Marunaka supermarkt. We moeten zelf voor ons avondeten zorgen. Utangura is een B&B voor ¥ 1000 per dag. En dan doet Noriko-an ook nog de was voor je. En je krijgt 's morgens twee onigiri mee als bento, lunchpakket.
Ik koop sushi en witte wijn. Ik zie flessen Australische wijn staan met die kangeroe op 't etiket in de aanbieding: voor ¥ 880, het is een moederdag cadeau, er zit een bloemetje aan vast met een kaartje: Mothers Day. Die doe ik mezelf maar cadeau. Als we terug komen is er nog een henrosan gearriveerd en het wordt een gezellige boel. We eten gezamelijk aan de kotatsu en Irie-san durft een klein beetje van de witte wijn te drinken. Noriko-san drinkt niet. Ryu-san heeft blikken chochu gemixt met limonade gekocht, een soort Breezer. Hij spreekt na bijna 3 maanden lopen op Shikoku een aardig woordje Japans. Hij heeft op zijn iPhone een woordenboek Koreaans-Japans. Zijn Engels is maar zozo, maar met Japlish, een mix van Japans en Engels komen we een heel eind.
Ik blijf niet te lang zitten, ik ben bekaf na het lopen in de hitte en het vroege opstaan vanmorgen. En dan 2 glazen witte wijn op 't laatst, pfff... Ik slaap boven in een tamamikamer met televisie, toilet en wastafel, op de gang is een badkamer. De mannen hebben beneden een kamer in een uitbouw in de achtertuin. Ik wens iedereen welterusten en ben vroeg onder zeil.
Klik hier voor alle foto's van deze dag in een diashow / Click here for all pictures of this day in a slideshow.
< Dag 51